Terugblik: LABO Ouderenbeleid over alternatieve woonvormen

Wonen
Labo Alternatieve Woonvormen

In de eigen woning blijven, verhuizen naar een assistentiewoning of ouder worden in een woonzorgcentrum. Het zijn de drie meest gekende vormen van wonen bij ouderen. Maar ook andere vormen van wonen winnen aan populariteit bij ouderen. Dat blijkt uit de grote interesse in ons LABO Ouderenbeleid, dat dit jaar inzoomde op het thema alternatieve woonvormen.  

In dit artikel blikken we terug op het LABO Ouderenbeleid, dat ook dit jaar georganiseerd werd in samenwerking met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de Vrije Universiteit Brussel (VUB). Voor het derde jaar op rij verzamelden een 35-tal leden van lokale ouderenraden, ambtenaren en schepenen in het Monasterium in Gent. 

Onderzoeker aan de VUB An-Sofie Smetcoren open het LABO met toelichten van de term ‘alternatieve woonvormen’. “Alternatieve woonvormen hebben enkele zaken gemeenschappelijk. Ze zijn relatief kleinschalig. Ze hebben een zekere vorm van collectiviteit, de bewoners delen bijvoorbeeld ruimtes of nemen taken op voor elkaar. Ze zijn aangepast aan de noden en behoeftes van de bewoners. Er is een zekere mate van zelfbestuur en participatie. En de focus ligt echt op het behouden van de zelfstandigheid van de bewoners, en minder op het zorgaspect.” 

Ik kende de woonvorm gestippeld wonen nog niet, maar deze woonvorm interesseert me wel. Bij die woonvorm heeft iedereen een eigen appartement in een appartementencomplex, maar er is ook een collectieve ruimte voor bewoners die dat willen. Of iedereen heeft een eigen huis in een wijk, maar kan elkaar ontmoeten in een gemeenschappelijke ontmoetingsplek. Ik zou de opties die deze woonvorm biedt eens willen doorspreken met onze werkgroep wonen. 

Cathérine De Geyter, promoteam Mechelse ouderenraad

Staan de deelnemers van het LABO open voor alternatief wonen? 

Smetcoren betrekt meteen ook de deelnemers. Hoe kijken zij naar al deze woonmodellen? Zouden ze verhuizen naar zo’n alternatieve woonvorm? Wat houdt hen tegen? Drie aanwezigen aan het woord. 

  • “Ik wil daar zeker over nadenken. Mijn zus kreeg vorig jaar de diagnose van dementie. Ze woont nog alleen thuis, en wil daar eigenlijk ook blijven wonen. Het zou ideaal zijn om haar huis te verbouwen naar een woning waar er drie mensen zelfstandig kunnen wonen, maar tegelijk op elkaar kunnen rekenen als het nodig is. Apart wonen, maar dan samen (lacht). Dat is toch ook ideaal voor thuiszorgdiensten? Ze gaan op één plek langs, en ze kunnen meteen drie mensen verzorgen. Zo blijft mijn zus ook in haar vertrouwde omgeving wonen. En het huis wordt benut door drie mensen, in plaats van door één iemand. Alleen maar voordelen.” 
  • “Ik ben ervan overtuigd dat de regelgeving moet versoepelen. In onze gemeente wilden we alternatieve woonvormen realiseren. We wilden individuele woningen bouwen, die wél met elkaar verbonden waren. Maar we hebben dat idee moeten afblazen door het gebrek aan interesse van de gemeente en de strikte regelgeving.” 
  • “Ik betwijfel ook of samenwonen met verschillende generaties voor mezelf een goed idee is. Ervaring leert mij dat er sneller geluisterd wordt naar de mening van een dertigjarige, dan naar de mening van een tachtigjarige. Ik heb het gevoel dat de mening van een oudere vaak minder naar waarde wordt geschat.” 

Voor- en nadelen woonalternatieven

In Kortrijk zijn er weinig alternatieve woonvormen. Ik vind het fijn om tijdens dit LABO verschillende soorten woonvormen te leren kennen. Al schrikken het prijskaartje en de wetgeving mij wel af. Veel initiatieven raken om die reden niet van de grond. Het wordt hoog tijd dat er, ook in Kortrijk, eens op tafel wordt geklopt.

Marniek De Bruyne, onafhankelijk lid ouderenadviesraad Kortrijk

Collectieve woonvormen hebben voor- en nadelen. “De woonvorm biedt bijvoorbeeld een antwoord op bepaalde vormen van eenzaamheid”, weet Smetcoren. “Ouderen die sociale eenzaamheid ervaren, komen dankzij een collectieve woonvorm in aanraking met anderen. Bewoners voelen zich vaak ook veilig en geborgen, want ze weten dat er altijd anderen in de buurt zijn. En bewoners kunnen kleine taakjes voor elkaar opnemen, bijvoorbeeld naar de winkel gaan of voor elkaar koken. En zelfs een simpele ‘Hoe is het?’ kan voor iemand veel betekenen. Bewoners van collectieve woonvormen zijn vaak ook actiever. Ze moedigen elkaar aan om naar de bakker of de slager te gaan, of ze nemen samen deel aan activiteiten in de buurt.” 

Maar er zijn ook aandachtspunten. “Vergelijk het met een huishouden. Elk gezinslid is anders, en mensen veranderen ook. Dus het kan voorkomen dat het plots minder goed klikt tussen bewoners. En bewoners kunnen elkaar helpen, maar er zijn ook grenzen aan de taken die je voor elkaar opneemt.” 

“Ook op beleidsvlak is er nog geen duidelijk, wettelijk kader voor alternatieve woonvormen. Verder vormt de betaalbaarheid een struikelblok. En niet alle woonprojecten zijn aangepast aan ouderen. Tussen een idee voor een project dat op tafel ligt, tot de realisatie ervan gaat bovendien soms een lange periode. Soms zelfs twintig jaar.” 

Of het lokaal bestuur een rol te spelen heeft in dat beleidskader? “Ja”, antwoorden de aanwezigen volmondig. “Een lokaal bestuur kan het thema mee op de lokale agenda zetten. En de noden aankaarten. En ook een lokale ouderenraad kan een rol spelen. Een raad kan het gemeentebestuur overtuigen dat er een plan nodig is rond alternatieve woonvormen. Een plan dat niet enkel rekening houdt met wonen, maar ook met welzijn, zorg en andere beleidsdomeinen.” 

Toekomstperspectieven 

Het is belangrijk om te beseffen dat alternatieve woonvormen een meer bekende woonvorm zoals een assistentiewoning of een woonzorgcentrum niet vervangen, vindt Smetcoren. “Het is geen of-of verhaal, maar een én-én verhaal. Sommige mensen voelen zich goed in hun individuele woning. Anderen verhuizen liever naar een assistentiewoning, of hebben nood aan de zorgondersteuning van een woonzorgcentrum.” 

Maar er zijn ook mensen voor wie die tussenvormen wel ideale woonvormen zijn. “En er is een groeiende belangstelling voor. Alternatieve woonvormen worden ook steeds vaker getoond in de media. Denk maar aan minister Crevits, die met haar ouders en schoonouders samenwoont in een kangoeroewoning. Ook televisiemakers Jonas Geirnaert en Lieven Scheire wonen samen. Er worden boeken over geschreven, en nu en dan financiert een lokaal bestuur een woonproject. Het thema leeft al decennia. En hopelijk blijft het thema leven, zodat we over nog eens tien jaar alweer verder staan dan vandaag.” 

Ik woon al enige tijd samen met mijn grootmoeder. Hoe dat idee tot stand is gekomen? Toen mijn grootvader stierf, besloten mijn vriend en ik om het huis van hem en mijn grootmoeder over te kopen. Mijn grootmoeder wilde niet verhuizen naar een woonzorgcentrum, en ook wij stonden daar niet voor te springen. Dus we besloten om haar woning te verbouwen tot twee woningen. Mijn grootmoeder heeft een eigen keuken, badkamer, slaapkamer en woonkamer. Maar eigenlijk spendeert ze het merendeel van haar tijd met ons gezin. We genieten allemaal van de interactie met elkaar. En komt er bezoek? Dan heeft mijn grootmoeder toch haar eigen plekje.

Of alles van een leien dakje ging? Het verbouwproces verliep soms moeizaam omdat de wetgeving niet is aangepast aan soortgelijke woonmodellen. Maar met mijn grootmoeder zijn er nooit strubbelingen geweest. Ik ken mensen bij wie het samenwonen minder goed loopt. Wanneer je samenwoont, moet je flexibel zijn. Wij laten mijn grootmoeder haar eigen keuzes maken. We wonen samen, maar met respect voor elkaars eigenheid. Da’s belangrijk.

Delphine Degroote, afdelingshoofd leven en welzijn in Zwalm

Meer weten?

In dit dossier gaan we dieper in op het thema alternatieve woonvormen.