132 Zorgzame Buurten in Vlaanderen en Brussel krijgen sinds maart 2022 ondersteuning van de Vlaamse overheid. Hoewel de ondersteuning normaalgezien na twee jaar afliep, besliste de Vlaamse regering om de ondersteuning van de lopende projecten te verlengen tot eind 2024. Wij zijn benieuwd wat goed loopt en welke drempels daarbij komen kijken. Kunnen de projecten bovendien blijven bestaan, wanneer de ondersteuning eindigt na 2025? Monica Wouters (Thomas More – Expertisecentrum Zorg & Welzijn) en Manon Steurs (Vrije Universiteit Brussel), allebei onderzoeker bij Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin deden er onderzoek naar. Ann Clé vertelt er ons als projectcoördinator bij de Koning Boudewijnstichting (KBS), dat instond voor de ondersteuning van de Zorgzame Buurten, meer over.
Met welk doel draagt jullie organisatie bij aan het Zorgzame Buurtenproject?
Steurs: “Ons hoofddoel? Te weten komen wat er allemaal werkte tijdens de twee jaar Zorgzame Buurten, en wat niet goed uitdraaide. Welke factoren remden projecten af en welke factoren ondersteunden projecten net? We bespraken met projecten welke processen ze allemaal doorlopen hebben. Welke doestellingen hadden ze? Hoe wilden ze erop inzetten? Welke veranderingen hebben plaatsgevonden? Ons onderzoek resulteerde in een toolbox, waar andere projecten of geïnteresseerden mee aan de slag kunnen. En we schreven ook aanbevelingen voor de Vlaamse overheid. Via onze toolbox en de aanbevelingen hopen we steden en gemeenten die ook willen werken rond Zorgzame Buurten, te motiveren.”
Wouters: “Het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin voerde vooral onderzoek achter de schermen. Tijdens ons onderzoek gingen we in gesprek met experten, mensen uit het werkveld, beleidsmakers en academici. We gingen ook langs bij projecten en baseerden ons op wat in de praktijk gebeurde. Ook de KBS maakte deel uit van onze stuurgroep. We toetsten bij hen af of we dezelfde zaken opmerkten op het terrein.”
Clé: “De KBS stond in nauw contact met de Zorgzame Buurtencoaches. We waren ook actief op het terrein, gingen in gesprek met trekkers van projecten en capteerden hun noden en behoeften. We speelden kort op de bal. Hoorden we een nood? Dan keken we hoe we die konden aanpakken. Dat draaide uit in heel wat ondersteuningsvormen voor Zorgzame Buurten.”
Welke bevindingen kwamen naar boven tijdens het veldwerk en onderzoek?
Steurs: “Er bestaat al veel op het terrein. Denk maar aan thuiszorgorganisaties, lokale besturen, (ouderen)verenigingen en eerstelijnsprofessionals. Zorgzame Buurtenprojecten kunnen dan ook met heel wat bestaande organisaties de handen in elkaar slaan. We ondervonden dat nieuwe Zorgzame Buurten, die bewust de handen in elkaar sloegen met al bestaande initiatieven in een buurt, een grotere kans op succes hadden.”
Clé: “Klopt. Binnen de KBS zagen we hetzelfde. Zorgzame Buurtenprojecten moeten het warm water niet uitvinden. Ze kunnen op zoek gaan naar initiatieven die al bestaan in de buurt, en waarop zij kunnen verderbouwen. Projecten kunnen veel van elkaar leren, en in samenwerking met elkaar ook heel wat bereiken.”
“Dat is een advies dat we trouwens ook graag doortrekken op beleidsniveau. Ook daar bestaat al heel wat. Denk maar aan het decreet Lokaal Sociaal Beleid, dat de rol van lokale besturen erkent in het garanderen van de sociale grondrechten en de toegankelijkheid van de sociale hulp- en dienstverlening. Het is belangrijk dat beleidsmakers nagaan of Zorgzame Buurten aansluiting kunnen vinden in dat decreet, vooraleer ze nieuwe lokale beleidskaders opstellen.”
En verder?
Clé: “Elk project botste op limieten. Denk maar aan regelgeving die soms belemmerend werkt, en dat is een drempel die je als project niet zelf kan oplossen. Zo zijn er woonzorgcentra die ook een kinderopvang willen openen, maar de regelgeving laat dat niet toe. Heel wat mensen botsen bovendien op wachtlijsten voor hulpverlening of sociale huisvesting. Er bestaat soms ook concurrentie tussen diensten, wat de samenwerking belemmert. En heel wat dienstverlening is er niet op georganiseerd om buurtgericht te werken.”
Wouters: “Klopt. Ook tijdens ons onderzoek kwam het botsen op regelgeving vaak naar boven. We hebben daarvoor aanbevelingen geformuleerd op Vlaams en federaal vlak. Er moet samengewerkt worden over beleidsdomeinen heen, om die drempels op te lossen.”
Clé: “We pleiten er ook voor om Zorgzame Buurten op te nemen in (zorg)opleidingen. Want mensen en organisaties met elkaar verbinden, is niet evident. Het zou goed zijn mochten professionals die skills aanleren. Zowel apothekers als thuisverplegers en huisartsen. En beleidsmakers moeten de vinger aan de pols houden, zodat ze zien wat werkt op het terrein en wat niet. Het is niet de bedoeling dat beleidsmakers een beleid ontwikkelen dat volledig ingaat tegen wat het terrein nodig heeft.”
Zullen alle projecten erin slagen om na 2025 te verduurzamen?
Steurs: “Er zijn heel wat projecten die bekijken om de trekkers van het initiatief structureel op te nemen in hun organisatie. Anderen willen een project dat opgestart werd in één buurt, uitrollen naar andere buurten. Nog anderen zijn volop aan het lobbyen bij lokale besturen en beleidsmakers, om financiële middelen vrij te krijgen. Er zijn ook projecten die op een lager pitje zullen verdergaan. En helaas zullen er ook projecten, door een gebrek aan middelen, eindigen wanneer de subsidiëring stopt.”
Wouters: “Sommige projecten werken vanuit een lokaal dienstencentrum. Dat maakt het makkelijker om een project te verduurzamen. Een lokaal dienstencentrum is tenslotte een bestaand, en vaak ook gekend, initiatief met werkkrachten die al op het topic inzetten. Andere projecten werden opgehangen aan het decreet Lokaal Sociaal Beleid, of aan het Woonzorgdecreet, dat welzijn, wonen en zorg beter op elkaar afstemt. Op die manier wordt een project opgenomen in een meerjarenplanning van een stad of gemeente.”
Clé: “We moedigen huidige projecten bovendien aan om ambassadeur te worden voor toekomstige projecten. Door te tonen wat voor hen werkte, en door trots te zijn op wat ze bereikten, kunnen ze anderen inspireren en stimuleren. Ook beleidsmakers moeten trots kijken naar wat op het terrein verwezenlijkt wordt, en erkennen dat Zorgzame Buurten een meerwaarde hebben.”
Welke vormen van ondersteuning zijn er voor Zorgzame Buurten?
Clé: “Vanuit de KBS werkten we een uitgebreid vormingsaanbod uit. Dat boden we aan aan elke Zorgzame Buurt die een coach toegewezen kreeg. In dit laatste projectjaar valt de ondersteuning van KBS weg, maar de projecten kunnen terecht op de Zorgzame Buurtenwebsite, daar vinden ze korte kennisclips terug die gebaseerd zijn op de belangrijkste lessen vanuit de vormingen. De coaches maakten ook een vragenwaaier. Dat is een reflectietool die alle betrokkenen bij een project laat nadenken over tal van zaken die een Zorgzame Buurt nodig heeft. Er bestaat bovendien een online platform, waarop projecten ervaringen kunnen uitwisselen.”
“De KBS stelde ook een consortium samen van kennis- en terreinorganisaties. De mensen uit het consortium hadden al heel wat Zorgzame Buurtenexpertise, en de reflecties binnen het consortium gaven mee vorm aan het ondersteuningsaanbod voor projecten via coaching, vormingen, uitwisselingsmomenten tussen projecten en het online platform.”
Wouters: “De Thomas More hogeschool lanceerde een ondersteuningspakket ‘Duurzaam werken aan Zorgzame Buurten’. De Hogeschool maakte ook, enkele jaren geleden al, de podcast ‘Het kleine helpen’.”
Clé: “Hoewel er heel wat ondersteuning is, zijn we er ons ook van bewust dat informatie over Zorgzame Buurten erg versnipperd is. We pleiten ervoor dat in de toekomst alle informatie helder wordt samengebracht op één platform.”
Steurs: “Klopt. Er is ontzettend veel informatie te vinden online, maar het is moeilijk om je weg doorheen alle verschillende websites en ondersteuningsvormen te vinden. Onze toolbox bundelt momenteel heel wat informatie, maar ook die box zal ooit verouderen. Ook wij pleiten dus voor een geharmoniseerd platform.”
Tot slot, hoe ziet voor jullie de ideale Zorgzame Buurt er uit?
Clé: “Voor mij is een Zorgzame Buurt een buurt waarin mensen graag wonen, omdat ze er hun buren kennen. Ze hebben er fijne contacten, en indien nodig vinden ze ondersteuning en hulp dichtbij huis. Informele en formele zorg werken samen, beide vormen van zorg worden georganiseerd op buurtniveau én formele en informele zorg worden goed op elkaar afgestemd. Daardoor kan niemand door de mazen van het net glippen.”
“Ik ben er bovendien zeker van dat mensen langer in hun vertrouwde omgeving kunnen wonen in een Zorgzame Buurt. Maar dat mag niet het doel zijn, het is wél een gevolg. Het doel is dat mensen graag wonen in hun buurt, en met een grote levenskwaliteit. En levenskwaliteit raakt niet alleen aan gezondheid en welzijn. Het heeft ook te maken met sociale contacten, leefomgeving en vrije tijd. Een Zorgzame Buurt bevat al die aspecten doordat er goed wordt samengewerkt tussen sectoren.”
Steurs: “Het is een misvatting dat een buurt ook een Zorgzame Buurt is, wanneer bijvoorbeeld buren voor elkaar naar de winkel gaan. Begrijp mij niet verkeerd. Burenhulp is zéker een onderdeel van een Zorgzame Buurt, maar een Zorgzame Buurt is nog veel meer dan dat. Professionele hulpverlening en informele zorg moeten elkaar aanvullen. In een Zorgzame Buurt wisselen informele en professionele zorgverleners elkaar af, en werken ze samen met elkaar. Professionele hulpverleners zijn bevoegd voor grotere taken, of bijvoorbeeld medische zorg. Terwijl buren kleine taken voor elkaar kunnen opnemen, zoals naar de winkel gaan voor elkaar en elkaars gras maaien.”
Wouters: “Een Zorgzame Buurt wordt traag groot. Je kan er niet op één dag voor zorgen dat buren met elkaar gaan babbelen, of dat zorginstanties met elkaar gaan samenwerken. Dat vraagt tijd én energie. Wanneer je werkt aan een Zorgzame Buurt, heb je dus zowel doelstellingen op korte termijn als op lange termijn nodig. De effecten op korte termijn voel je snel, maar de effecten op lange termijn hebben tijd nodig om te groeien.”
Meer informatie over de Zorgzame Buurtenprojecten vind je hier. Meer informatie over de KBS vind je hier. Het onderzoek van het Steunpunt kan je hier lezen, en hier vind je een samenvatting. Ook prof. Dr. Paul Van Royen (UAntwerpen), prof. Dr. Dominique Verté (VUB), dr. Leen Heylen (Thomas More – Expertisecentrum Zorg & Welzijn) en prof. Dr. Emily Verté (VUB) maakten deel uit van het onderzoeksteam.
Twee Zorgzame Buurtenprojecten in de kijker
Via onderstaande linken kan je de volledige gesprekken lezen met 'Lindelhoeven, zorgzaam dorp van de toekomst', 'Leve De Ouderen!' en 'Manteldorp'.