© Pixabay
Iedereen moet kunnen kiezen in welke omgeving hij of zij ouder wil worden. Helaas is dat vandaag nog niet helemaal het geval. Voor ouderen die liever niet thuis blijven wonen, zijn er weinig opties: je kan ervoor kiezen om te verhuizen naar een assistentiewoning of om te verhuizen naar een woonzorgcentrum. Een groeiende groep ouderen droomt van andere oplossingen. Luc Lampaert, mede-initiator en begeleider van collectieve woonzorgprojecten in Brussel, deelt graag zijn visie over kleinschalige samenwooninitiatieven met ons.
Wat zijn de voordelen voor de bewoners van een kleinschalig samenwooninitiatief?
Lampaert: “Veel ouderen staan vandaag niet te springen om te verhuizen, naar welke andere woonvorm dan ook. Verhuizen op oudere leeftijd is zowel fysiek als mentaal zwaar. Mensen hebben een emotionele band opgebouwd met hun woning. En wanneer je kleiner gaat wonen, moet je afstand nemen van bepaalde bezittingen. Veel mensen hebben bovendien het gevoel dat ze hun onafhankelijkheid opgeven, wanneer ze beslissen om te verhuizen.”
“Dat zorgt ervoor dat er vandaag veel ouderen in een woning wonen die ze maar voor de helft meer gebruiken. Sommige ouderen leven enkel op de benedenverdieping en er staan enkele slaapkamers leeg sinds de kinderen uit het huis zijn. Weinig woningen zijn gerenoveerd en energiezuinig. Verschillende woningen zijn niet (meer) voldoende toegankelijk voor de bewoners.”
“Een kleinschalige woonvorm - een woonvorm waar mensen in kleine groep samenleven, een aantal functies delen en toch hun privacy behouden - biedt dat comfort wel en kan de woonkwaliteit van ouderen aanzienlijk verhogen. Ouderen – en dan in het bijzonder alleenstaanden - kunnen in een kleinschalige woonvorm in contact komen met gelijkgestemden. Ze kunnen relaties uitbouwen met mensen die in dezelfde levensfase als hen zitten en met mensen die dezelfde (zorg)noden hebben. Dat kan een band scheppen. Samenwonen geeft bewoners de mogelijkheid om dagelijkse dingen samen te doen, zoals koffiedrinken, koken of televisiekijken.”
Vandaag wonen veel ouderen in een woning die ze maar voor de helft gebruiken, die niet gerenoveerd of energiezuinig is, of die onvoldoende toegankelijk is.
“Ook de zorg kan beter en efficiënter aangeboden worden in een kleinschalige woonvorm. Wanneer er dagelijks één zorgverlener langskomt die de zorg voor verschillende bewoners op zich kan nemen, wordt zorg een pak betaalbaarder. Bovendien kunnen bewoners elkaar ondersteunen. Misschien is zelfredzaamheid voor sommige mensen niet meer realistisch, samenredzaamheid kan dan wél een optie zijn. Wat je niet meer alleen kan, kan je misschien wel nog samen met de andere bewoners.”
Voel je vandaag dat onze samenleving interesse heeft in kleinschalige samenwooninitiatieven?
Lampaert: “Vooraleer je mensen kan laten nadenken over kleinschalige woonvormen, moet er een voldoende groot aanbod zijn. Vandaag is dat aanbod er nog niet. Het opzetten van een vernieuwend project kost namelijk een pak geld, én ook de ruimtelijke uitwerking ervan roept nog veel vragen op. Dat zorgt ervoor dat de huidige generatie ouderen nog weinig nadenkt over deze woonvorm.”
Het aanbod aan kleinschalige woonvormen is onvoldoende. Daardoor denkt de huidige generatie ouderen weinig na over deze manier van wonen.
“Wanneer je mensen laat nadenken over een kleinschalig woonalternatief, merk je dat ze aarzelen. Ze kennen het concept tenslotte niet. Vergelijk het met het kopen van een auto. Vooraleer je een nieuwe wagen koopt, wil je die wagen eens uittesten. En enkele auto’s met elkaar vergelijken. Wanneer het aanbod kleinschalige woonvormen uitgebreid wordt – zodat geïnteresseerden de kans krijgen om woonvormen te bezoeken en met elkaar te vergelijken - vermoed ik dat er meer mensen voor het concept zullen openstaan.”
“Bovendien moet er een wettelijk kader komen voor kleinschalige samenwooninitiatieven. Al mag dat naar mijn gevoel niet te strikt zijn. Een te strikt kader kan zeer beperkend werken, waardoor waardevolle initiatieven niet gerealiseerd kunnen worden."
Hoe zie jij kleinschalige samenwooninitiatieven realiseerbaar?
Lampaert: “Ik denk dat projecten de grootste kans hebben op slagen, wanneer ze gelinkt worden aan een woonzorgcentrum. Misschien hebben er enkele woonzorgcentra wel een vleugel leegstaan? Benut die. Je kan voor de zorgtaken bovendien een beroep doen op het personeel dat kennis en ervaring heeft. Indien er een bewoner plots zwaar zorgbehoevend wordt, is de stap naar het woonzorgcentrum veel kleiner.”
Ik denk dat projecten de grootste kans hebben op slagen, wanneer ze gelinkt worden aan een woonzorgcentrum.
“Ook begeleiding in een kleinschalige woonvorm is van belang. De realisatie van zo’n project brengt drempels en obstakels met zich mee. De begeleider kan die verlagen. En ook wanneer er activiteiten georganiseerd worden, zorg moet ingeschakeld worden of andere praktische zaken zijn, kan de begeleider de bewoners ondersteunen. Of stel dat er vijf ouderen samenwonen, en één oudere beslist om te verhuizen. Dan kan de begeleider er mee voor zorgen dat de lege plaats snel opgevuld geraakt. De begeleider heeft niet per se een zorgfunctie. Hij of zij moet vooral de dynamiek van het samenleven bewaken.”
“Moet de woning architecturaal hoogstaand zijn? Voor mij is het vooral belangrijk dat de groep mensen die samenwoont, het leuk heeft samen. De architectuur moet faciliterend en uitnodigend zijn, vrij van obstakels. De bewoners moeten genieten van het feit dat ze samenwonen. Een kleinschalige woning kan nog zo mooi en praktisch ogen, als je geen mensen vindt die er gelukkig zijn, is het project niet geslaagd.”
Een kleinschalige woning kan nog zo mooi en praktisch ogen, als je geen mensen vindt die er gelukkig zijn, is het project niet geslaagd.
Zie je een wisselwerking mogelijk tussen zorgzame buurten en kleinschalige samenwooninitiatieven?
Lampaert: “Zeker en vast. In een zorgzame buurt ondersteunen mensen elkaar, en dat is eveneens het doel van een kleinschalig samenwooninitiatief. Mocht je in een zorgzame buurt een kleinschalige woonvorm oprichten, wordt dat project deel van de buurt. De gemeenschappelijke ruimtes van het huis kunnen opengesteld worden voor de buurt. Zo leren bewoners en buren elkaar kennen. Er kunnen bovendien samenwerkingen komen tussen het kleinschalig samenwooninitiatief en scholen en cultuurhuizen.”
“Intergenerationaliteit introduceren in een zorgzame buurt of in een samenwoonvorm is sowieso een pluspunt. Tegelijk moet je er rekening mee houden dat pakweg dertigers en 60-plussers in een andere levensfase zitten. Een tachtiger kan bijvoorbeeld tijdens de werkuren niet rekenen op de hulp van een jonger iemand uit de straat. Maar wanneer jongeren en ouderen in dezelfde buurt wonen, kunnen ze elkaar ongetwijfeld wel aanvullen. Daar geloof ik in.”
Vandaag moedigt de overheid mensen vooral aan om thuis ouder worden, in de eigen woning. Maar dat is niet voor alle ouderen de beste keuze.
Wat met de betaalbaarheid van een kleinschalig wooninitiatief?
Lampaert: “In een ideaal scenario kunnen initiatiefnemers (de mensen die een kleinschalige woonvorm in het leven willen roepen, red.) op financiële ondersteuning rekenen van de overheid. Alleen zo kan de woonvorm betaalbaar blijven voor bewoners. Met die tussenkomst, is het opzetten van een kleinschalige woonvorm voor initiatiefnemers minder risicovol.”
Welke rol is er voor de overheid weggelegd?
Lampaert: “De overheid moet mensen meer aansporen om na te denken over de plek waar ze willen wonen. Vandaag moedigt de overheid mensen vooral aan om thuis ouder worden, in de eigen woning. Maar dat is niet voor alle ouderen de beste keuze.”
“Ook het lokaal beleid kan kleinschalige samenwooninitiatieven meer ondersteunen. Bijvoorbeeld door gebouwen ter beschikking te stellen aan initiatiefnemers. Of door projecten mee te financieren en daardoor betaalbaar te houden voor de burger.”