15 jaar ouderenbehoefteonderzoeken

Werking ouderenraden
Drie oudere personen zijn in gesprek.

De eerste ouderenbehoefteonderzoeken dateren al van 15 jaar geleden, maar nog steeds is de interesse groot. Ondertussen werd in het merendeel van de Vlaamse gemeenten al eens een onderzoek georganiseerd, sommige gemeenten namen zelfs al twee of drie keer deel. Ook vanuit het buitenland is er heel wat belangstelling. Van Nederland over Tsjechië tot Brazilië en de Verenigde Staten, ze kloppen allemaal aan bij prof. Dominique Verté en prof. Nico De Witte van de Vrije Universiteit Brussel, de grondleggers van deze onderzoeken. Wij gingen met hen in gesprek.

Van cijfers naar beleid

Hoe verloopt een onderzoek?

De Witte: Het onderzoek start met de opleiding van een of meerdere verantwoordelijken in de gemeente. Tijdens deze opleiding krijgen zij alle info om het onderzoek onder onze supervisie zelfstandig uit te voeren. Vervolgens wordt een representatieve steekproef getrokken en wordt de enquête aan een diverse groep oudere inwoners van de gemeente bezorgd. Vrijwillige enquêteurs halen de ingevulde enquêtes terug op. We selecteren deze vrijwilligers heel bewust en geven hen ook een opleiding. Het voordeel van deze aanpak is dat er een sense of ownership ontstaat. Het is niet het onderzoek van de universiteit of van de gemeente, maar van de ouderen zelf. Die gedragenheid maakt ook dat het moeilijk is voor lokale besturen om geen gevolg te geven aan de resultaten van het onderzoek.

Verté: Toen we startten werd het idee om te werken met vrijwilligers sceptisch onthaald, ons onderzoek zou op die manier niet wetenschappelijk zijn. Inmiddels hebben we vastgesteld dat de respons én de kwaliteit van de antwoorden veel hoger ligt dan bij andere methoden. Nu gebruikt iedereen ons systeem. We hebben er enkele jaren geleden zelfs een Europese prijs voor gekregen.

En na de enquêtes, wat is de volgende stap?

Verté: De enquêtes leveren de gemeente een schat aan cijfermateriaal op. Via verschillende focusgroepen, één met ouderen, één met professionele zorg- en dienstverleners uit de gemeente en één met lokale beleidsmakers, gaan we vervolgens op zoek naar verklaringen voor die cijfers. We pleiten er opnieuw voor om ouderen ook mee te nemen in dit vervolgverhaal, in de vertaling van die cijfers en inzichten naar het beleid. We zijn er namelijk van overtuigd dat de oplossing voor de vergrijzing, de vergrijzing zelf is. Ouderen zijn geen passieve consumenten, ze zijn experten inzake verouderen en zeker bereid om taken te vervullen in het algemeen belang.

Begeleiden jullie de gemeenten bij die vertaling van de cijfers naar het beleid?

De Witte: Dat maakt zeker deel uit van het proces. In het begin lag dat wat moeilijker, sommige gemeenten gaven aan dat ze niet veel waarde hechten aan onze resultaten, bij anderen leefde dan weer de angst dat de gemeente in een negatief daglicht zou komen te staan. Lokale besturen hebben inmiddels geleerd dat wij niet komen om te evalueren. We willen hen enkel handvatten aanreiken om beleid te voeren en ze gaan hier tegenwoordig graag op in.

Verté: Onze boodschap voor het beleid is steeds small is beautiful. Als je eenzaamheid wil bestrijden of sociale cohesie wil bevorderen, moet je niet denken aan grootse programma’s en gigantische investeringen. Denk aan zaken die weinig geld kosten, maar die toch een substantiële verbetering kunnen betekenen voor de kwaliteit van de leefomgeving voor alle generaties.

Onze boodschap voor het beleid is steeds small is beautiful. Als je eenzaamheid wil bestrijden of sociale cohesie wil bevorderen, moet je niet denken aan grootse programma’s en gigantische investeringen.

Wat kan dit concreet betekenen?

Verté: Dat kan beginnen met voetpaden begaanbaar maken, openbare toiletten voorzien, rustbanken installeren, …

De Witte: De oplossing in gemeente X zal anders zijn dan de oplossing in gemeente Y, maar het is wel steeds essentieel om ouderen te betrekken bij de uitwerking van de oplossing. Een simpel voorbeeld: in twee verschillende gemeenten wordt er een tekort aan rustbanken gesignaleerd. Beide gemeenten willen hieraan tegemoet komen, maar ze kiezen voor een andere aanpak. In de ene gemeente hakt de schepen zelf alle knopen door: hij kiest voor een designbank en bepaalt zelf waar er banken geïnstalleerd zullen worden. In de andere gemeente bepaalt de schepen enkel het budget en laat hij de keuze voor het model en de inplanting van de banken over aan de ouderen zelf. In die laatste gemeente wordt het beleid meer gedragen en zal de oplossing wellicht veel beter inspelen op de reële noden.

Verté: Een mooi voorbeeld van hoe een minimum aan investeringen toch tegemoet kan komen aan toenemende zorgnoden werd bedacht in Kortenaken. Daar is één ambtenaar vrijgesteld om zorgbehoevende personen proactief op te sporen. Toen we het behoefteonderzoek een tweede keer uitvoerden werd vastgesteld dat die maatregel een enorme positieve impact heeft. Als je creatief bent en je verstand gebruikt kun je met weinig geld ongelofelijk veel doen.

De oplossing in gemeente X zal anders zijn dan de oplossing in gemeente Y, maar het is wel steeds essentieel om ouderen te betrekken bij de uitwerking van de oplossing.

Welke rol kan een lokale ouderenraad spelen?

Verté: In heel wat gemeenten worden zij pas betrokken als het beleid in feite al gemaakt is. Door hen al vroeger te betrekken bij het onderzoek kunnen zij werkelijk een invloed uitoefenen op de totstandkoming van het beleid.

De Witte: Maar hen in het diepe gooien is geen goed idee. Sommige ouderen zijn immers niet vertrouwd met inspraak. Denk bijvoorbeeld aan de oudste generatie, die nog echte hiërarchie op de werkvloer kende. Het is zoeken naar een aanpak die dialoog op gang kan brengen en inspraak in beleidsvoering stimuleert. Komt daar nog bij dat er wel wat kennis nodig is van lokale bevoegdheden.

(lees verder onder de foto)

Drie personen vergaderen aan een tafel

Een lokaal verhaal

Wat is de meerwaarde van onderzoek op het niveau van steden en gemeenten?

Verté: Toen we startten met de onderzoeken kregen we heel wat tegenkanting. Men vond het een vreemd idee om onderzoek te voeren op het niveau van de gemeente. Ze voorspelden dat we overal dezelfde resultaten zouden krijgen. Niets bleek echter minder waar. Elke gemeente blijkt een uniek profiel te hebben, zelfs binnen gemeenten is er sprake van verschillen van wijk tot wijk. Tussen landen zijn er vanzelfsprekend nog grotere verschillen. Zo is in Nederland de helft van de 60-plussers actief als vrijwilliger, in Vlaanderen slechts 17%.

Elke gemeente blijkt een uniek profiel te hebben, zelfs binnen gemeenten is er sprake van verschillen van wijk tot wijk.

Hoe kunnen die verschillen verklaard worden?

Verté: Ons cijfermateriaal kon ons geen verklaringen bieden voor die verschillen. Daarom hebben we rond verschillende onderwerpen als huisvesting, onveiligheidgevoelens, … ook kwalitatief onderzoek verricht. We stelden vast dat er in elke gemeente sprake is van andere redenen. Het heeft dus geen zin om op zoek te gaan naar een allesomvattende verklaring, die is er gewoonweg niet.

De Witte: Gemiddeldes voor Vlaanderen zijn nietszeggend. Wat mantelzorg betreft bijvoorbeeld, is de situatie aan de kust helemaal verschillend van die in het binnenland. Heel wat mensen vestigen zich immers pas op latere leeftijd aan de kust, terwijl mogelijke mantelzorgers in het binnenland blijven wonen. Als de overheid dan de keuze maakt om meer zorg- en andere taken toe te vertrouwen aan mantelzorgers, dan hebben de ouderen aan de kust mogelijk een groot probleem.

Verté: Vandaar ook dat wij zeggen dat er nood is aan decentralisatie. Er is nood aan globale aansturing, maar de concrete invulling moet lokaal gebeuren. Momenteel bewijst Vlaanderen wel lippendienst aan het decentraliseringsverhaal, maar het gaat absoluut niet ver genoeg. Er moet flexibel ingespeeld kunnen worden op de lokale context en daarvoor hebben we een ander financieringsmodel nodig.

Een blik op de toekomst

Wat brengt de toekomst voor de ouderenbehoefteonderzoeken?

Verté: Hoewel we geen reclame gemaakt hebben, merken we dat er sprake is van hernieuwde interesse. Er zijn terug heel wat aanvragen, zowel uit binnen- als buitenland. Het is onmogelijk om al die onderzoeken volledig zelf op te volgen, dus leiden wij andere onderzoekers ook op om met onze methodiek aan de slag te gaan.

De Witte: Meer inhoudelijk zijn we op zoek naar een manier om de verbinding te maken met het label age friendly cities. Het is de bedoeling dat steden en gemeenten die dit label behalen voortdurend werk maken van leeftijdsvriendelijke omgevingen. Dat vraagt om een mentale ommezwaai, zowel bij de lokale besturen als bij architecten en ruimtelijke planners. We proberen dat dan ook continu op de agenda te plaatsen.

Waar liggen er nog grote uitdagingen voor de lokale besturen?

Verté: Ik denk in de eerste plaats aan buurtgerichte zorg. Bouwen aan netwerken blijkt noodzakelijk om ageing in place alle kansen op slagen te bieden. Momenteel ontwikkelen wij samen met een lokaal bestuur buurtgerichte zorg, die vertrekt vanuit de mensen in de buurt en niet vanuit organisaties.

De Witte: Meer en meer ouderen zullen in de toekomst thuis wonen. Naast het creëren van een leeftijdsvriendelijke gemeente, wordt ook inzetten op vroegdetectie van kwetsbare situaties enorm belangrijk. We zijn erin geslaagd om verschillende gemeenten te helpen om die detectie op basis van enkele eenvoudige socio-demografische indicatoren te realiseren. Maar detectie is niet alles, tegelijkertijd moet er nagedacht worden over wat ondernomen kan worden na de detectie. En dan komt buurtzorg naar boven. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld de buurt mobiliseren om tegemoet te komen aan het verdwijnen van netwerken. Mensen willen heel wat voor elkaar doen, je moet hen er enkel op aanspreken.

 

Justine Rooze, stafmedewerker Vlaamse Ouderenraad

Plaats een reactie

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.