Onze vorminggevers maken lokale ouderenraden wegwijs in dementievriendelijke gemeenten

Welzijn & Sociaal contact
Vorming dementievriendelijke gemeente

Elk jaar biedt Vlaamse Ouderenraad · Lokaal een vorming aan aan vrijwilligers in lokale ouderenraden. Het doel? Hen laten kennismaken met actuele thema’s of tendensen én hen tips en methodieken geven opdat ze actief met het thema aan de slag kunnen gaan. 

De vorming ‘Dementievriendelijke gemeente’ is de nieuwste vorming van Vlaamse Ouderenraad · Lokaal. Wij gingen in gesprek met vijf vorminggevers. Hoe verlopen zo’n vormingen? En keren de deelnemers echt huiswaarts met meer kennis over het concept dementievriendelijkheid? 

De vorming richt zich op vrijwilligers uit lokale ouderenraden. Maar ook hun ouderenbeleidsconsulenten en schepenen zijn welkom. Hoe loopt dat in de praktijk?

Lieve De Clercq: “Ik heb de vorming nu al tweemaal gegeven. De eerste groep bestond vooral uit leden van lokale ouderenraden. De tweede groep bestond ook uit praktijkmedewerkers en beleidsmedewerkers, met daaronder ook schepenen en ambtenaren. Een boeiende mix met zowel mensen die al kennis hadden over het thema, als mensen zonder enige kennis over het thema dementie. Maar ik vond het vooral interessant dat er een groep mensen deelnam die eigen ervaringen wilden delen. Iemand bij wie een familielid recent de diagnose van dementie had gekregen, bijvoorbeeld. Ook persoonlijke verhalen waren bij deze vorming voor velen een motivatie om aanwezig te zijn.”

Ik vond het vooral interessant dat er een groep mensen deelnam die eigen ervaringen wilden delen.

Lieven Deprettere: “Ook bij de vormingen die ik gaf waren de drie doelgroepen vertegenwoordigd. Ik heb de vorming al viermaal gegeven. Ook daar waren de groepen gemengd. De deelnemers uit lokale ouderenraden hadden vaak weinig voorkennis over het thema. Zij wilden echt iets bijleren. Mensen uit het werkveld hadden wel al wat kennis over het thema, zij namen vooral deel om hun ideeën te kunnen aftoetsen bij de groep. Dat was fijn want daar leerden andere aanwezigen ook wat uit.”

De Clercq: “Het is niet alleen interessant dat de drie groepen vertegenwoordigd waren, het is ook écht belangrijk dat het thema door alle drie de groepen gedragen wordt. Tenslotte moeten leden van een ouderenraad, ambtenaren en schepenen samenwerken als ze echt iets in de gemeente willen bereiken."

Lieve Hamels: “Tijdens de vormingen hebben we veel inzicht gekregen in enkele positieve samenwerkingen. Het viel me wel op dat niet in elke gemeente de drie groepen gemotiveerd waren om iets teweeg te brengen. In sommige gemeentes willen beleidsmedewerkers samenwerken met lokale ouderenraden, maar in andere gemeentes is er amper contact tussen de schepen, de ambtenaren en de lokale ouderenraden.”

Niemand kan alleen verandering teweegbrengen. Wie verandering wil zien, moet samenwerken.

Viel het thema dementievriendelijke gemeente in de smaak?

De Clercq: “Eigenlijk stond deze vorming in 2019 al op het programma van Vlaamse Ouderenraad · Lokaal. Door de coronapandemie werd ze twee jaar uitgesteld. Hoewel er door de coronacrisis veel thema’s aan belang hebben gewonnen, zoals digitalisering, wonen en zorgzame Onze vorminggevers maken lokale ouderenraden wegwijs in dementievriendelijke gemeenten buurten, blijft ook dementievriendelijkheid een actueel en belangrijk thema. De vorming trok dus veel geïnteresseerden aan.”

Joris Peeraer: “Klopt. Dagelijks worden steeds meer mensen met de ziekte geconfronteerd. En ook wij kunnen vroeg of laat in contact komen met dementie. In onze nabije omgeving, maar we kunnen ook zelf de diagnose krijgen. Ik ben dan ook van mening dat wat je vandaag doet voor een ander, je morgen voor jezelf doet.”

Joke Robion: “En het thema viel niet alleen bij de deelnemers in de smaak. Ook ik vond het thema erg relevant. Dementie is zichtbaar in mijn nabije omgeving, ik wilde er dus zelf ook meer over bijleren. Vooraleer ik de vorming voor het eerst gaf, heb ik het thema dan ook goed ingestudeerd. De inhoud onder de knie krijgen was niet evident, maar ik ben enorm blij dat ik er nu meer over weet.”

Wat hebben jullie de deelnemers geleerd tijdens de vorming?

Deprettere: “Veel aanwezigen zijn niet op de hoogte welke instanties in hun gemeente al werken rond dementievriendelijkheid. Het is opvallend hoeveel mensen nog niet weten dat er regionale expertisecentra bestaan, bijvoorbeeld. Tijdens de vorming leerden de aanwezigen hoe ze contacten kunnen leggen met andere instanties, want het is belangrijk om bij die bestaande diensten aansluiting te zoeken. Niemand kan tenslotte alleen verandering teweegbrengen. Wie verandering wil zien, moet samenwerken.”

Peeraer: “Vooraleer ik een vorming geef, doe ik researchwerk. Ik bel verschillende gemeentes op met de vraag: ‘Wat doen jullie al rond het thema dementievriendelijkheid?’ Zo kan ik goede praktijken verwerken in de vorming die ik geef, en kan ik deelnemers gericht tonen waar ze terechtkunnen. Ik trek trouwens ook de aanwezigen hun aandacht, door een paar prangende cijfers weer te geven. Er zijn altijd deelnemers die niet weten hoeveel mensen met dementie er in hun regio leven. Als je hen met cijfers confronteert, verschieten ze steevast.”

Hamels: “Ik vond het ook opvallend dat veel praktijkmedewerkers zelfs geen lokale ouderenraden kennen. Tijdens de vorming gaven we ze de kans om met elkaar in gesprek te gaan. Zo kregen praktijkmedewerkers inzicht in wat een lokale ouderenraad doet.”

Op welke drempels botsen deelnemers vaak?

De Clercq: “De deelnemers stelden veel vragen over het bereiken van de doelgroep. Zowel het bereiken van mantelzorgers, als het bereiken van mensen met dementie zelf. Ook het verbeteren van de beeldvorming rond dementie kwam vaak naar boven.”

Hamels: “Klopt. Elke gemeente wil vertrekken vanuit de noden en behoeften van de doelgroep. De vraag is alleen: hoe komen ze die noden en behoeften te weten? Hoe bereiken ze de doelgroep?”

Robion: “Ik merkte wel dat kleine, landelijke gemeentes meestal meer contact hebben met hun inwoners, dan grote gemeentes of steden. In een landelijke gemeente kennen de meeste mensen elkaar, daar weten zorginstanties en lokale besturen dus perfect wie in de gemeente met welke vragen worstelt. Het zijn vooral de grotere gemeentes die niet weten hoe ze de doelgroep moeten bereiken.”

Peeraer: “Daarbij aansluitend: ook de privacywetgeving roept veel vragen op. Mag een gemeente zomaar een lijst geven aan een organisatie met daarop de namen en telefoonnummers van mensen met dementie, bijvoorbeeld? Sommige gemeentes stellen zulke gegevens ter beschikking, andere gemeentes niet. Het voordeel van de vorming van de Vlaamse Ouderenraad is dat je veel regio’s samenbrengt. Sommige deelnemers hadden vragen rond privacywet, andere deelnemers hadden dan weer antwoorden.”

Robion: “Er zijn ook gemeentes waarbij lokale ouderenraden willen samenwerken met de schepen, maar de schepen daar niet voor openstaat. En zonder schepen kan een ouderenraad het beleid niet beïnvloeden, natuurlijk. Ook zulke vraagstukken werden tijdens de vorming in de groep gesmeten. Deelnemers beantwoordden elkaars vragen, en ook ik gaf tips mee die ze kunnen toepassen in de praktijk.”

Wat nemen de deelnemers mee naar huis?

Deprettere: “De meeste deelnemers dachten dat je enkel door veel tijd en geld in iets te investeren, iets kon teweegbrengen. Maar niks is minder waar. Er bestaan ook veel kleine projecten die niet veel kosten en niet veel tijd vragen. Het is natuurlijk wel belangrijk dat gemeentes, zelfs als ze maar kleine projecten per keer ondernemen, wel voor een lange tijd op het thema blijven inzetten.”

Peeraer: “Klopt! De Eerste Hulp Bij Denken-doos heb ik in elke vorming voorgesteld. De doos is een initiatief van het SOM+-project met steun van de Christelijke Mutualiteit. De EHBD-doos bevat allemaal hulpmiddelen om iemand met dementie te ondersteunen. Ook de dementieklok is een handig en klein hulpmiddel. Het laat mensen met dementie weten wanneer ze hun medicamenten moeten innemen, bijvoorbeeld. Of wanneer het tijd is om te lunchen. Ook de gele doos, een doos die iemand zijn persoonsgegevens, contactgegevens en medische gegevens bewaart, raad ik tijdens elke vorming aan.”

Robion: “De concrete tips, zoals de voorbeelden die Joris net aankaart, zijn een echte meerwaarde in de vorming. Deelnemers willen echt leren hoe ze aan de slag kunnen gaan rond het thema. Ze willen relevante diensten leren kennen en geïnspireerd worden door goede praktijken. Ze zijn niet alleen op zoek naar theoretische informatie over dementie.”

Het voordeel van de vorming van de Vlaamse Ouderenraad is dat je veel regio’s samenbrengt.

Deze vorming ging fysiek door. Vorig jaar was er een vorming rond wonen die digitaal doorging. Hebben jullie een voorkeur?

Peeraer: “Ik geef de voorkeur aan een fysieke vorming. Wanneer je de vorming digitaal geeft, weet je tenslotte niet wie er echt aandachtig is en wie niet. Sommige mensen voeren, terwijl ze een digitale vorming bijwonen, een babbeltje met hun partner of zetten een kopje koffie. Tijdens een fysieke bijeenkomsten zijn deelnemers naar mijn gevoel echt geconcentreerd, digitaal heb ik dat gevoel niet.”

Robion: “Ik geef ook de voorkeur aan een fysieke vorming. Fysiek heb je rechtstreeks contact met de deelnemers, digitaal kan je naar mijn mening minder goed inzetten op interactie. Ik hou van spontaniteit. Spontane vragen en spontane input van een deelnemer. Ook lichaamstaal toont veel. Digitaal kan je iemand minder goed inschatten omdat die lichaamstaal deels wegvalt. Hoewel ik goed met de computer overweg kan, geef ik dus ook de voorkeur aan een fysieke vorming.”

De Clercq: “Ik begrijp Joris en Joke. Een fysieke vorming heeft inderdaad een aantal voordelen. Maar ook tijdens digitale vergaderingen heb ik al manieren ontdekt om mensen aandachtig te houden én om interactie te creëren. Digitaal kan je bovendien meer mensen samenbrengen. Zowel mensen die ver van elkaar wonen, als mensen die een mobiliteitsbeperking hebben en zich moeilijker kunnen verplaatsen.”

Hamels: “Klopt. Ook ik was aangenaam verrast over de interactie tijdens digitale vormingen. Ik ben dankbaar dat we ook tijdens de coronapandemie vormingen konden blijven geven. Het publiek was, ook digitaal, erg geïnteresseerd. En gelukkig ook geduldig, want af en toe ging er digitaal wel eens iets mis (lacht).”

Deprettere: “Je zal altijd voor- en tegenstanders hebben. Sommige mensen haken af als er iets digitaal doorgaat, simpelweg omdat ze digitaal niet mee zijn. Anderen nemen dan weer enkel deel als een bijeenkomst digitaal is, omdat ze dan geen verplaatsingstijd verliezen bijvoorbeeld. Ik vind de digitalisering geen ‘of-of-verhaal’, wel een ‘en-en-verhaal’. Een vorming kan én fysiek plaatsvinden, én digitaal. Zo kan iedereen deelnemen en sluiten we niemand uit.”

Interesse in de vorming? Klik dan door naar ons vormingsaanbod of neem contact op met onze medewerker Vlaamse Ouderenraad · Lokaal, Nadia Denayer via 0470 74 23 12 of nadia.denayer@vlaamse-ouderenraad.be.